Schil de aardappelen en snij deze in repen. Doe ze in een ruime pan water met een snuf zout en breng het aan de kook.

Laat ze in totaal zo’n 10 minuten in de pan zitten (vanaf het moment dat je het vuur aanzet, dus ook als het water nog niet kookt). Giet ze dan af en leg ze op een schone theedoek. Dep ze goed droog, maar kijk wel uit dat je de frieten niet breekt.

Neem dan een braadslede of bakplaat (waarvan de opstaande rand hoog genoeg is) waar je de frieten op legt. De frieten moeten allemaal op de bodem liggen en niet over elkaar heen, anders worden ze niet knapperig. Is jouw braadslede niet groot genoeg om alles in één keer op kwijt te kunnen? Bak de frieten dan in twee keer.

Giet de olie erbij en hussel de frieten om, verdeel ze weer gelijkmatig over de bodem.

Haal ze uit de oven en schep ze om, verspreid ze weer gelijkmatig over de bodem.

Bak de frieten nu nog in 10 minuten op 220 graden tot ze mooi goudbruin en knapperig zijn.

Schep je zelfgemaakte frieten nu in een kom met keukenpapier, strooi er wat zout over en schud om.